Kernboodschap energievoorziening Gebouwde Omgeving 2050

“Niet van het gas af, maar waterstof in plaats van aardgas”

Groene stroom.

Volgens het Concept Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) wordt groene stroom, oftewel CO2- vrije elektriciteit, de ruggengraat van ons toekomstige energiesysteem. Het centrale energiesysteem kan ontlast worden door lokale opwek slim te koppelen met lokaal gebruik, waardoor ook kansen ontstaan voor (financiële) participatie van inwoners om te profiteren van baten (zoals een lagere energierekening en meer zeggenschap). Dat is heel goed mogelijk – en is ook al op grote schaal gerealiseerd- door het plaatsen van zonnepanelen door huishoudens en energie coöperaties.

 

Thuisaccu’s.

Om een van de oorzaken van overbelasting van het elektriciteitsnet te voorkomen is het zaak om de salderingsregeling af te bouwen en het plaatsen van thuisbatterijen te stimuleren.

 

Energieneutraliteit in de zomer

Door het plaatsen van zonnepanelen en thuisaccu’s kan de Gebouwde Omgeving (GO) in de zomermaanden energieneutraal worden, wat wil zeggen dat er ’s zomers lokaal evenveel elektrische energie wordt opgewekt als er gebruikt wordt.

 

Elektrische energievraag in de winter

Die energieneutraliteit van de GO kan in de toekomst niet gerealiseerd worden in de wintermaanden als er een grote vraag naar elektriciteit is door het gebruik van warmtepompen, zoals voorzien in het NPE. Dat betekent dat bij een gasloze energievoorziening en het gebruik van een elektrische warmtepomp er op een koude winterdag tot wel 15 keer het huidige jaargemiddelde aan elektriciteit moet worden toegevoerd. Dit vraagt een sterke verzwaring van het elektriciteitsnet. Naast het gebruik van warmtepompen voorziet het NPE dat warmtenetten in de rest van de warmtevraag voorzien.

 

Piekbelasting van het e-net voorkomen

De hoge piekbelastingen van het e-net door het gebruik van elektrische warmtepompen kunnen worden voorkomen door het gebruik van hybride warmtepompen, die bij grote warmtevraag de warmtepomp uitschakelen en gebruik maken van het cv-gedeelte van de installatie. Daarbij wordt de energie voor het verwarmen van de gebouwen dan niet geleverd door het elektriciteitsnet, maar door het bestaande gasnet, dat een veel grotere capaciteit voor het transporteren van energie heeft dan het elektriciteitsnet. Naar schatting bedraagt het elektriciteitsgebruik bij toepassing van een hybride warmtepomp ongeveer het drievoudige van het huidige verbruik van de GO. Voorwaarde voor het gebruik van hybride warmtepompen is dat de gasaansluiting in de bestaande GO niet wordt opgeheven en dat het aardgas in het gasnet vervangen wordt door duurzaam gas om aan de klimaatdoelen te kunnen voldoen.
Burgers en draagvlak
Ook voor de burgers biedt het handhaven van de gasvoorziening van de GO aanzienlijke voordelen. Als de gasvoorziening wordt beëindigd moeten de bewoners de energie voor de warmtevoorziening betrekken uit het elektriciteitsnet of uit een warmtenet. Ze zijn daarmee uitgeleverd aan energieleveranciers met een monopolie positie. Zeker bij het toepassen van een warmtepomp vereist dit ook een forse investering in een goede isolatie van het huis. Als de gaslevering behouden blijft kunnen de bewoners bij gebruik van een hybride warmtepomp kiezen uit levering van de energie uit het gasnet of uit het elektriciteitsnet.

 

De vraag naar duurzaam gas in 2050 in de GO

In het Ambtelijk Werkdocument C “Transitiepaden Gebruikssectoren” van het concept-NPE wordt onder meer het transitiepad voor de GO beschreven. In dit transitiepad GO wordt het “veel hybride warmtepompen” scenario opgevoerd, waarin hybride warmtepompen 55% van de warmte aan de GO leveren en all-electric warmtepompen en warmtenetten elk 22,5%. In dit scenario is de jaarlijkse gasvraag in 2050 125 PJ (35 TWh), de grootste gasvraag van de vier scenario’s die worden opgevoerd in het transitiepad voor de GO.

 

Het aanbod van duurzaam gas

Groen gas en groene waterstof zijn vormen van duurzaam gas. Netbeheer Nederland stelt in rapport “Integrale energiesysteemverkenning 2030-2050” dat in 2050 de productie van groen gas slechts een fractie zal zijn van het aanbod van waterstof. Het ligt daarom voor de hand om bij het verduurzamen van de gasvoorziening van de GO het aardgas te vervangen door waterstof. Uit groen gas kan groene waterstof worden geproduceerd. De daarbij vrijkomende CO2 (van niet-fossiele oorsprong) kan in CCS projecten op de Noordzee worden opgeslagen, waarmee de zeer gewenste negatieve CO2 emissies gerealiseerd kunnen worden. Zolang het gasnet nog aardgas bevat kan het groene gas ook direct bijgemengd worden, zoals dat op dit moment al gebeurt.
In het concept NPE wordt een prognose gegeven van het waterstof gebruik in 2050 (Figuur “Bronnen voor en inzet van waterstof over de tijd” p.27). Uit de Figuur valt op te maken dat totaalgebruik van waterstof 660 PJ zal bedragen, ongeveer 180 TWh. De bovengenoemde maximale jaarlijkse gasvraag van 35 TWh voor de GO bedraagt daarmee minder dan 20% van het totale waterstofgebruik in 2050.
De beschikbaarheid van waterstof in de GO opent ook de mogelijkheid om lokaal brandstofcellen te installeren die de benodigde elektrische energie opwekken voor het opereren van de warmtepompen, het inductie koken en het opladen van de elektrische auto’s in de wintermaanden, als zon-pv nauwelijks opbrengst heeft. Die lokale opwek van elektrische energie ontlast het elektriciteitsnet in belangrijke mate.

 

Conclusies

  • Gasaansluitingen in de bestaande Gebouwde Omgeving handhaven.
  • Gaslevering voor de Gebouwde Omgeving blijvend waarborgen.
  • Aardgas in het bestaande gasnet van de Gebouwde Omgeving vervangen door waterstof.

 

Ir. R.A. Alberts, Ir. W. Bourgonje, Ir. G.W. Colenbrander, Ir A.F. van der Meer en Ir. R. Scheltes
Discussiegroep Duurzaam Noord van Principia

01-11-2023

Een andere visie op de warmtetransitie in Hoorn

Wereldwijd hebben we met elkaar de afspraak gemaakt dat we in 2050 geen fossiele brandstoffen (kolen, aardolie, aardgas) meer zullen gebruiken. Dus moeten we vervangers voor deze fossiele brandstoffen zien te vinden. In 2020 voorzag elektriciteit voor ongeveer 20% in de energiebehoefte van Nederland; voor de overige 80% werd daarin voorzien door olie en gas. De verwachting is dat in 2050 ongeveer 50% geleverd zal worden door elektrische energie, duurzaam opgewekt uit zon en wind. De overige 50% zal moeten worden geleverd door een vervanger van olie en gas. Deze vervanger van olie en gas mag geen koolstof bevatten, omdat dit element bij verbranding het broeikasgas CO2 oplevert. Gelukkig bestaat er waterstof, dat bij verbranding of bij elektriciteitsopwekking in een brandstofcel alleen schoon water uitstoot in de atmosfeer.

Maar waterstof komt als gas nauwelijks voor op aarde. De grootste hoeveelheid waterstof zit in een chemische verbinding met zuurstof: water. Water is te splitsen in waterstof en zuurstof door elektrolyse. Om waterstof op een duurzame manier te produceren is er daarom duurzaam opgewekte elektrische energie nodig: energie uit zon en wind.  Om voldoende waterstof te produceren in 2050 zal er een enorme hoeveelheid duurzame elektrische energie beschikbaar moeten zijn. De windmolens en zonneparken die deze duurzame elektriciteit moeten leveren, nemen een grote hoeveelheid ruimte in beslag en er zijn maar weinig Nederlanders die dit graag in hun buurt zien. Het ligt daarom voor de hand dat deze waterstof wordt geproduceerd in gebieden met weinig menselijke bewoning en een overvloed aan zon en wind. Landen in  Zuid-Europa en Noord-Afrika, maar ook IJsland staan al klaar om Europa van waterstof te voorzien. Maar ook Australië en Chili maken plannen in die richting. Waterstof kan onder hoge druk als gas door bestaande of nieuw aan te leggen leidingen worden getransporteerd of bij heel lage temperatuur in vloeibare vorm door tankers. Of in de vorm van chemische verbindingen waaruit de waterstof op eenvoudige wijze kan worden vrijgemaakt en die als vloeistof bij omgevingstemperatuur kunnen worden vervoerd.

Nederland heeft een enorm netwerk aan aardgasleidingen en tests hebben aangetoond dat dit netwerk met geen of kleine aanpassingen geschikt is voor het transport van waterstof. Diezelfde tests hebben ook aangetoond dat cv ketels kunnen worden aangepast zodat waterstof in plaats van aardgas als brandstof kan worden gebruikt. Uit toepassing van de Startanalyse 2020 van het Expertise Centrum Warmte blijkt dat voor het merendeel van de woningen in de Kersenboogerd vervanging van aardgas door waterstof de optie is met de laagste nationale kosten om van het aardgas af te gaan. Uitzondering is het centrumgebied van de Kersenboogerd waar aansluiting op een warmtenet de laagste kosten met zich meebrengt. Dit levert een totaal andere kijk op de warmtetransitie in Hoorn dan wat er geboden wordt in de Transitievisie Warmte Hoorn, die in juli 2019 door de Gemeenteraad is vastgesteld. Daarin wordt de bewoners alleen de keus gelaten tussen installatie van een “all-electric” warmtepomp en aansluiting op een warmtenet. Een direct gevolg van het feit dat Hoorn in 2040 een energie-neutrale gemeente wil zijn. Wat betekent dat er op het grondgebied van de gemeente evenveel duurzame energie wordt opgewekt als er verbruikt wordt. Afgezien van het feit dat de argumentatie voor deze keuze ontbreekt, is het ook onmogelijk om dit op het beperkte grondgebied van de gemeente te realiseren.

Er zal in 2050 ook veel vraag naar waterstof zijn uit andere hoeken dan de bebouwde omgeving. Met name vanuit de industrie en als brandstof in gasgestookte elektrische energiecentrales om aan de piekvraag aan elektrische energie te kunnen voldoen en om warmte aan warmtenetten te leveren. Het is aan onze lokale en landelijke overheid om er voor te zorgen dat er in 2050 voldoende waterstof beschikbaar is om onze woningen mee te verwarmen.

Gert Colenbrander   Hoorn, 13 januari 2021

Alumni nieuwsbrief

Focus

In de winteruitgave 2017/2018 van het magazine voor alumni en relaties “Universiteit Twente”

Is te lezen dat er in de “Keuzegids Universiteiten” vier Twentse bachelor-opleidingen het predicaat “TOP-opleiding” kregen. Dat waren:

  1. Technische Natuurkunde
  2. Chemical Engineering
  3. Technical Computer Science
  4. De brede honours opleiding ATLAS

Ook de alumni van Principia zijn hier trots op, en het Principiabestuur feliciteer de UT-gemeenschap met deze mooie prestatie. Wel valt het op dat de opleiding in “ons” vak Werktuigbouwkunde in dit rijtje niet te vinden is, terwijl dat in het verleden wel het geval was.
Sven Kramer zei het al: “Kampioen worden is moeilijk, kampioen blijven is nog veel moeilijker”.  We zijn nieuwsgierig naar de plannen die er toe moeten leiden dat “onze” WB-opleiding in de toekomst weer bij de beste gat behoren.

Tevens wordt in dit artikel uit de doeken gedaan dat de UT scherpe keuzes wil maken om beter bij te kunnen dragen aan een betere, duurzame wereld. Daarbij wordt gekozen voor vijf onderzoeksthema’s:

  1. intelligent manufacturing systems
  2. engineering our digital society
  3. smart materials
  4. engineering for a resilent (veerkrachtige) world
  5. healthcare by personalised technology

We hebben de indruk dat het WB-gehalte in deze onderwerpen behoorlijk is, en dat doet ons als WB-alumni veel deugd.

Omdat we denken te weten dat dit veel alumni interesseert, zouden we hier graag meer van weten: (a) wat zijn de concrete doelen?  *) , en (b) hoe men die doelen denkt te bereiken?  (strategie).

*)Kennedy:                 “Man-op-de-maan” .
WB:                         “TOP-opleiding” binnen 2 jaar?
UT-bestuur :            “Nobelprijswinnaar binnen 5 jaar?????”

 

Reactie vanuit de opleiding

Op 10 december j.l. heeft de opleidingsvisitatie plaatsgevonden bij de Bachelor en Master opleiding van Werktuigbouwkunde (of Mechanical Engineering zoals deze tegenwoordig officieel heten).

Dit is een proces dat zich elke zes jaar herhaalt en waarbij de opleiding door een commissie van experts (WB inhoudelijk en experts op onderwijsgebied) wordt beoordeeld op 4 standaarden:

  1. De eindtermen van de opleiding (waartoe leiden we onze studenten op?)
  2. De leeromgeving (op welke manier doen we dit?)
  3. De toetsing (hoe meten we in welke mate dit gelukt is?)
  4. Het gerealiseerd eindniveau (wat is de kwaliteit van de output die we afleveren?)

Op basis van een zelf-evaluatie die de opleiding aanlevert en een visitatie-bezoek waarbij de commissie verschillende panels ondervraagt (o.a. management, docenten, studenten, alumni en examencommissie) wordt een oordeel over de opleiding geveld. Dit oordeel wordt naar de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie) gestuurd. Bij een voldoende oordeel wordt de opleiding opnieuw voor 6 jaar geaccrediteerd.

Het concept beoordelingsrapport van de opleidingsvisitatie is inmiddels binnen. Beide opleidingen (BSc en MSc) zijn als ‘goed’ beoordeeld, iets wat niet heel vaak voorkomt. Ter illustratie: in 2018 zijn in Nederland 9 WO BSc opleidingen en 14 WO MSc opleidingen als ‘goed’ beoordeeld.
Ten aanzien van de Bachelor opleiding was men vooral positief over het onderwijsmodel in de bachelor met het projectonderwijs als leidende onderwijsvorm, de leerlijnen (academische vaardigheden en inhoudelijk) die de samenhang binnen het programma versterken, de persoonlijke benadering naar studenten (‘open deur beleid’) en de hoge doorstroom naar de master.
Als punt van zorg werd de snelle groei van het aantal studenten genoemd en de toenemende druk op faciliteiten en verhoging van werkdruk van docenten als resultaat hiervan.
Ten aanzien van de Master opleiding was de commissie positief over de verbinding tussen het onderzoek in de departementen en onderwijs in de master en vooral over het hoge eindniveau van onze master afstudeerders. De commissie gaf aan onze afgestudeerden goed voorbereid te vinden voor een PhD of een carrière in het bedrijfsleven.
Een verbeterpunt ligt volgens de commissie vooral in de uitloop van studenten in de master. Veel studenten doen langer over hun master dan de twee jaar die ervoor staat. Soms is dit een bewuste keuze, soms niet. Hoe dan ook zal de opleiding hier iets aan moeten verbeteren.

Voor de komende jaren staan een aantal projecten in de planning om de kwaliteit van ons onderwijs te borgen en waar mogelijk verder te verbeteren.
Voor de bachelor is dit vooral gericht op het opvangen van het groeiende aantal studenten. Vorig jaar was er een instroom in het 1e jaar van 240 studenten (in plaats van de gebruikelijke 150). Voor komend studiejaar wordt eenzelfde aantal verwacht. Om het projectonderwijs inclusief de practica en prototype bouw op dezelfde manier te kunnen blijven doen is uitbreiding van de voorzieningen noodzakelijk. Aan de noordkant van het gebouw wordt een grote nieuwe werkplaatsvoorziening neergezet die hopelijk in 2020 klaar zal zijn voor ingebruikname. Tot die tijd wordt een tijdelijke extra voorziening ingericht aan de Achterhorst.
Daarnaast wordt druk gewerkt aan de vernieuwing van de master, waarbij nieuwe / andere specialisaties worden gedefinieerd die een sterkere link hebben met de hierboven genoemde onderzoeksthema’s en waaraan verschillende departementen bijdragen. Daarnaast richt de mastervernieuwing zich op de studeerbaarheid van de master, waarbij o.a. gekeken wordt naar geplande versus werkelijke/ervaren studielast, uitloop van stage en afstuderen en verbetering van het vakkenaanbod voor de februari-instroom.

Het faculteits- en opleidingsmanagement, docenten en ook studenten zijn hier met bovenstaande en andere initiatieven hard aan het werk om er samen iets moois van te maken. En als we hiermee een top opleiding worden, dan zijn we daar uiteraard erg blij mee.

UT start nevenlocatie Mechanical Engineering in Amsterdam

Technisch geïnteresseerde VWO-scholieren uit de regio Noord-Holland en Flevoland blijken de weg naar een technische universiteit maar moeizaam te vinden. En dat is jammer, want techniek is mooi en de maatschappij schreeuwt om hoogopgeleide techneuten. De Universiteit Twente en de Vrije Universiteit (VU) hebben dit probleem onderkend en komen met een even verrassende als logische oplossing. Vanaf september 2019 kan je namelijk ook Mechanical Engineering studeren in Amsterdam. Formeel gaat het om een nevenlocatie van ons bestaande BSc-programma, verzorgd door docenten van zowel VU als UT. De studenten brengen 75% van de tijd in Amsterdam door, en 25% op de campus van de UT, dat laatste vooral voor de practica. Zo’n opleiding opzetten vormt een spannende uitdaging, met veel facetten op het vlak van logistiek, organisatie, voorlichting en – ja, uiteraard – ook onderwijs! Als kwartiermaker van deze opleiding ben ik vooral bezig met dat laatste: het helpen opzetten van het curriculum. Verder lezen “UT start nevenlocatie Mechanical Engineering in Amsterdam”

Kan de kraan van het Slochteren gasveld snel dicht?

Om dat op zo kort mogelijke termijn te realiseren blijft eigenlijk maar één optie over: import.

Het gaat om jaarlijks 20 miljard kubieke meter aardgas.

Een probleem daarbij is dat het Groningen aardgas 10 tot 20% lager in calorische waarde is dan import gas. Daarom moet er 10 tot 20%, dat is 2 tot 4 miljard kubieke meter, onbrandbaar gas aan het importgas worden toegevoegd. Gebruikelijk is om dat met stikstof te doen, die in een stikstoffabriek wordt aangemaakt. Een nieuw te bouwen stikstoffabriek kan – volgens zeggen – niet eerder dan in 2022 in bedrijf kan zijn. Zolang kunnen de Groningers niet wachten. Verder lezen “Kan de kraan van het Slochteren gasveld snel dicht?”